Ter land, ter rivier en in de lucht
En dan zit het er bijna op. Een maand in Namibië en Botswana met een klein uitstapje naar de Victoria Falls. We zitten nu op onze laatste camping en hebben net voor het laatst onze tent opgezet. Morgen en overmorgen slapen we in een guesthouse (ook wel eens lekker na al dat kamperen) en dan vliegen we zaterdag naar huis. Toch wilden we nog iets speciaals doen voor we de Okavango Delta zouden verlaten. De Okavango Delta is de plek waar we de afgelopen 4 dagen hebben gezeten, steeds op verschillende plekken. De Delta wordt gevormd door de Okavango rivier die uitkomt in de Kalahariwoestijn en daar een van de grootste binnenlandse Delta’s ter wereld vormt. Dit gebeurd één keer per jaar en het water is het hoogst in juli en augustus. Als het water zo hoog staat trekt de Delta een enorm aantal beesten aan die zich tegoed doen aan de grote hoeveelheid water die ineens aanwezig is. Om dit spektakel te aanschouwen moet je eigenlijk in de lucht zitten en zoals we al zeiden, we wilden iets speciaals doen. Daarom hebben we gister een zogenaamde “scenic flight” van een uur gemaakt boven de Okavango Delta. Dit gebeurde in een klein vliegtuigje met een propeller. Onze piloot, een Amerikaan die lekker vlieguren wilde maken in Botswana, vloog ons op ongeveer 150 meter hoogte over de Delta. En wat was het fantastisch om te zien. Naast de kuddes dieren zagen we ook hoe de rivier zich verdeelde over de vlakte. Ook zagen we sporen door het water die door nijlpaarden worden gemaakt die vanuit de rivier de Delta in zwemmen. Deze sporen worden de “Hippo Highway” genoemd. Wij zitten ondertussen ook weer op een highway en dat is de Trans Kalahari Highway. Zo rijden we de komende dagen weer richting Windhoek van waar onze vlucht naar Nederland op zaterdag zal vertrekken. We hopen de komende dagen nog wel wat mooie dingen te zien en te doen zodat de rit naar Windhoek geen saaie zal zijn. Maar ja, hoe spectaculair kan een strook asfalt door een woestijn zijn nietwaar? Gelukkig is dat niet het beeld wat we van Namibië en Botswana hebben overgehouden zodat we kunnen terugkijken op een zeer geslaagde vakantie. We kunnen in ieder geval niet wachten met het uitzoeken van de foto’s, het maken van het fotoboek en vooral nagenieten van deze geweldige reis.
Hilleke en het avontuur in het zand
Normaliter schrijven we altijd in de ‘wij’ vorm, zodat niet altijd duidelijk is wie geschreven heeft. Dit keer, heb ik echter besloten om vanuit mezelf te schrijven.
We zitten nu bijna vier weken in Afrika en hebben al aardig wat dingen meegemaakt, maar rijden over zand is een verhaal apart. Al in Sossusvlei, waar we ruim drie weken geleden waren, begon dit avontuur. Wanneer je in zand rijdt, hebben de banden minder grip. Daarom moet je de spanning verlagen, zodat je makkelijker weg kunt komen. Je kunt de auto in high 4x4 en low 4x4 zetten, dat houdt in dat je de toeren van de motor kunt controleren en als je vast zit, weg kunt komen. Het enige probleem in Sossusvlei, op het 5 kilometer lange stuk, was dat ik dat nog niet helemaal door had. Het gevolg daarvan, binnen no-time zat ik met m’n banden vast in het zand, en kon ik gassen wat ik wilde, we kwamen niet verder. Gelukkig kwam er een grote ranger aan in zijn Toyota Land-cruiser (zo’n auto wil ik de volgende keer dat ik ergens in Afrika ga rijden ook, wat een wagens zijn dat zeg!) Hij gebood mij uit te stappen om zelf de auto eruit te halen. Olav en ik stonden aan de bumper te duwen en hij reed de auto langzaam de berm in. Vervolgens zijn we bij hem ingestapt en doorgereden naar de vallei. De nederlaag kon voor mijn gevoel niet groter… (Op de terugweg heb ik hem trouwens wel zelf door het zand gekregen!)
Bij deze ene keer bleef het helaas niet. Toen we in Botswana van Kasane naar Chobe reden, ging de weg over van asfalt naar gravel naar zand. En ook dit zand was hoog! Door mijn eerdere ervaring, schoot ik direct in de stress en kon ik totaal niet helder nadenken. Het begin ging goed, maar toen er een tegenligger aankwam was het einde zoek. De weg was smal, het zand was hoog en ik wist niet waar ik heen moest. Ik kon de auto de berm in sturen, maar toen we weer op de weg reden, had ik niet genoeg vaart en stond de auto weer vast. Directe stress natuurlijk! Ik heb de auto stil gezet en Olav verder laten rijden. Toen er een tegenligger aankwam die ons wilde helpen, waren we gelukkig snel weer op weg!
Goed jullie begrijpen, dit is niet goed voor het zelfvertrouwen. Bij elk stukje met hoog zand, ging mijn hartslag omhoog en stond het zweet me in de handen. Vlak voordat we de campsite van Chobe bereikten splitste de weg zich op in verschillende paden. Dit gebeurt vaker, vaak omdat een weg slecht is geworden en reizigers dan een beter pad kiezen. Bij deze splitsing was totaal niet duidelijk welk pad ik moest kiezen. Gevolg, je voelt hem aankomen, ik koos de verkeerde. Na een hobbel stuiterde ik een zandbank op en zat ik muur vast. In high en low 4x4 kwam er geen beweging in en ook Olav lukte het niet de auto te verplaatsen. Helaas waren er nu geen voorbijgangers en waren we dus op ons zelf aangewezen. Er zat niets anders op dan de rubbermatten en de high-end-jack uit de auto te halen en te proberen de voorkant te liften om de matten onder de wielen te leggen. Net toen Olav aan het krikken was, kwam er een grote auto met drie rangers aangereden. Godzijdank hadden we een sleeptouw en konden zij ons, één ranger achter ons stuur, één in de andere auto, één intructies gevend en wij tegen de bumper aan duwend, uit het zand bevrijden. De ranger heeft onze auto op een ander pad gezet en vervolgens konden we verder.
Na dit avontuur had ik me voorgenomen nooit, maar dan ook echt nooit meer, in het zand te rijden. Blijkbaar ben ik niet geschikt voor dit soort avonturen. Maar helaas ging die vlieger niet op. In dit natuurgebied is de weg na elke bocht weer anders, en ik kon Olav toch niet 10 uur op een dag later rijden… Na een lange rit over de slechtste gravel weg ooit, had ik weer genoeg zelfvertrouwen en heb ik de auto zonder problemen Chobe en Moremi door kunnen lozen. De route liep niet alleen door zand, maar ook over gammele bruggetjes en door het water!
Goed zonder problemen… Ik reed ons niet vast, maar er kan natuurlijk nog meer gebeuren onderweg! Op de laatste dag, vandaag, wilden we op de terugweg een andere route nemen dan op de heenweg. Zo zie je nog eens wat, niet waar? Zo gezegd, zo gedaan. Met de kaart erbij gingen we vol zelfvertrouwen op pad. Bochtje hier, afslag daar, een keertje links, een stukje rechtdoor en voor je het weet, heb je geen idee waar je bent! Tenminste, we dachten dat we het in het begin nog wisten, maar toen de wegen waar we op reden totaal niet meer leken op de wegen op de kaart, zelfs water moesten oversteken en ook helemaal geen tegenliggers tegenkwamen, brak het zweet ons uit. We waren verdwaald. De tank was na vier dagen 4x4 rijden half leeg en de reserve tank was al op, dus terugrijden was eigenlijk geen optie, maar doelloos rondrijden ook niet. Gelukkig zagen we in de verte (achter een plas) een auto staan met drie personen erbij. Olav besloot om er heen te rijden. Er liep echter geen weg naar deze auto toe, dus moest hij wel off-road rijden. Dit mag helemaal niet in het park, maar we moesten wat… Voor ons gevoel was dit de enige optie om de weg terug te vinden. (In mijn hoofd maakte mijn gedachten allemaal nare uitstapjes, ik zag ons al midden in de bush kamperen en een reserveband verbranden om aandacht te trekken van de vliegtuigjes in de lucht…) Na flink wat gehobbel en gebobbel bereikten we wonder boven wonder een pad! Geen doorgaande weg, maar het was een pad! Ik bedacht me dat we onze positie konden bepalen met de zon en de schaduw. De zon draait van oost, naar noord (op het zuidelijk halfrond) naar west. Zo konden we zien of we nog ongeveer in de goede richting reden. Later bedachten we ons dat ik ook een heus kompas had ingepakt, voor het geval dat. Dat doe ik elke vakantie, maar elke keer komt hij er weer ongebruikt uit en denk ik de reis erna, zal ik hem nu maar thuis laten? Gelukkig heb ik dat niet gedaan. Met de kaart in de hand en het kompas erboven, zagen we dat we op de hoofdweg reden, maar in de verkeerde richting. Dus toch maar weer keren. Nu zagen we, tot onze opluchting, dat we goed reden. Binnen een uur waren we bij de gate. De ranger bij de balie, schrok toen ik vertelde waar we verdwaald waren. Zoal hij zei: that is a horrible, horrible place, why did you go there? Als er iemand was geweest die ons had verteld dat het zo verschrikkelijk was, hadden we het natuurlijk nooit gedaan! Gelukkig is alles goed afgelopen!
Naast deze avonturen hebben we ook veel moois gezien in beide parken. De natuur is prachtig, het rijden over deze, toch wel toffe wegen, is een ervaring op zich en we hebben veel dieren gezien! Helaas geen luipaard, dus de big-five is niet compleet. Maar wel ontelbaar veel olifanten, vaak heel dicht bij! Zebra’s, giraffen (ik heb er een bijna aangereden toen hij vanuit het niets ineens ging galloperen), impala’s en veel andere mooie dieren. Ook hebben we leeuwen gezien! Eerder al hadden we de groep woestijn leeuwen in het echte wild, in Moremi hebben we er vijf gezien. Drie daarvan liepen vlak langs en voor onze auto! Deze dames trokken zich niets van onze aanwezigheid aan. Als echte heersers liepen ze voor de auto uit en keken zo nu en dan eens om. Eén ging er op de weg liggen, waardoor we er niet eens langs konden. Het was mega indrukwekkend om te zien, de foto’s zijn dan ook fantastisch geworden!
Voordat ik het verhaal afrond, nog één laatste avontuur over de campsites waar we hebben gestaan. Deze campings hebben geen hek om het terrein en zijn daardoor vrij toegankelijk voor alle dieren. De eerste avond stonden we op een camping aan een immense vlakte, waar we overdag al olifanten, zebra’s, impala’s en nijlpaarden zagen. In de avond, wisten we wel dat ze er waren, maar konden we ze niet zien. Dit maakte het bijzonder spannend. Zeker toen we tijdens het koken een enorm geroffel hoorden en ons realiseerde dat er een kudde beesten (waarschijnlijk zebra’s) op ons af kwam. Voor de zekerheid zijn we maar even achter de auto gaan staan. Het gegallopeer kwam verdacht dichtbij en hield snel op. We weten tot op heden niet wat het was. Op een andere campsite, zijn we bezocht door een hyena. Tijdens het koken zat ik aan tafel en stond Olav bij de barbecue, toen ik ineens tussen Olav en de auto een paar gele ogen zag. Met mijn hoofdlampje probeerde ik de kijken wat het was, maar ik zag de ogen enkel dichterbij komen. Ik had geen idee wat het was. Ik wist alleen dat het geen grazer was, die hebben rode ogen in het donker. Met m’n hartslag in mijn keel riep ik uit: Wajoooo! Beest, recht vooruit! Olav draaide zich om en vroeg: Wat? Waar?! Ik wees naar de auto en Olav scheen met zijn lamp. Toen zagen we de contouren van de hyena en huppelde hij weg, schijnbaar niet heel erg onder de indruk. Olav zei: Dat is een hyena. Nog niet bijgekomen van de schrik zei ik: Een hyena?! Nou en! Geef me een stok, dan kan ik hem slaan.
Als ik hier nu aan terugdenk, moet ik zelf een beetje lachen. Hyena’s zijn helemaal geen roofdieren, maar aaseters!
We zitten nu in een lodge met kampeerterrein aan de Okovango Delta. Hier blijven we twee nachten en gaan we lekker relaxen. Geen wekker om 5:30 uur en geen ritten 10 tot 12 uur lang. Lekker bijkomen!
Grenzen verleggen
Afgelopen zondag hebben we Namibië voorlopig achter ons gelaten en zijn we de grens overgegaan naar Botswana. Deze grensovergang ging voor ons best gemakkelijk, voor de auto daar en tegen was het een heel gedoe. Bij de grenspost om het land uit te gaan, kregen we een stempel in ons paspoort en moesten we een briefje halen voor de auto. Vervolgens moesten we de poort doorrijden waar we het briefje van de auto moesten laten zien. Hier kreeg Olav te horen dat de ‘cross border permit’ die we hebben ontvangen van het verhuurbedrijf niet voldoende was. We hadden in het stadje voor de grens nog een extra document aan moeten schaffen. Dit wisten wij niet, niemand had dat ooit tegen ons gezegd en het stond nergens in de informatie. De beste man wilde ons wel matsen, we mochten door. Na de nodige gegevens van de auto nogmaals in te vullen ging het hek open. Wel werden we nog even gewezen op de verlopen wegenbelasting, maar dat is een zaak voor het verhuurbedrijf. Vervolgens reden we de Zambezi over met een prachtig uitzicht op grote kuddes olifanten in de rivier. Na een bocht moesten we de auto stilzetten en onze bagage tonen. We zagen de passagiers van de auto voor ons hun haardhout uitruimen. Daar ging ons lekkere kampvuurtje. Ook bij ons moesten alle laadkleppen open. Het hout en de tomaatjes mochten het land niet in. Een groot gevaar voor de volksgezondheid, blijkbaar… Voordat we verder mochten rijden, moesten we met onze voeten op een vochtig (vooral modderig en vies) matje stappen en moesten we met de auto door een diepe bak water rijden. Misschien zaten er wel chemicaliën in, maar daar zal niet veel van over zijn, het was nu vooral een modderige bende. Toen kwamen we bij de grens van Botswana aan. Ook hier was het binnenhalen van ons, personen, niet zo moeilijk: paspoort tonen en een stempel erin. Wederom waren de gegevens van de auto veel belangrijker. Ook moesten we belasting betalen om met de auto te mogen rijden. Vervolgens kwamen we na een kilometer weer bij een hek, waar wederom de gegevens van de auto opgeschreven moesten worden. Na ongeveer 40 kilometer het land in te zijn, geen afslag te hebben gezien, stond er weer een hek. En jawel, wederom moesten we de auto registeren. Blijkbaar is het spannender om als auto de grens over te gaan dan als persoon… Stel dat we dit in Nederland doen, de files in België en Duitsland zouden niet te overzien zijn!
Goed en wel aangekomen in Botswana, bereiken we de lodge waar we van een biertje op het terras met uitzicht op de rivier de Chobe. In de avond eten we en worden we flink afgeleid de geritsel in de struiken. Na een tijdje zien we een familie wilde zwijnen (Poemba’s) over het gras rennen.
In de ochtend worden we opgehaald om met de boot naar Livingstone te gaan. We steken met een klein bootje de rivier over en staat in no-time in een ander land. Dit is wel anders met de vrachtwagens en ander vervoer, die gaan één voor één met een veerboot naar de overkant. De rij is niet te overzien zo lang. Deze grensovergang gaat een stuk eenvoudiger dan de vorige, maar we hebben dan ook geen auto bij ons.
Een vakantie in onze vakantie, zo voelt ons verblijf in Livingstone, Zambia. Na bijna drie weken reizen, veel op de weg en slapen in het kleine tentje op het dak, is ons uitstapje naar een lodge met een echt bed een heerlijke luxe!
Bij aankomst hebben we meteen het gevoel dat we hier, nu we er toch zijn (en hoe vaak zal dat nog gebeuren) alles uit ons bezoek aan de Victoria Watervallen moeten halen. Een helicoptervlucht en zwemmen in Devil’s Pool mag niet ontbreken. Al snel blijkt dat deze poel niet open is, omdat het water nog te hoog staat. De dame achter de receptie weet ons wel te vertellen dat er een andere plek boven aan de waterval is waar je deze tijd van het jaar in kunt zwemmen. Om daar te komen moet je een excursie naar Livingstone Island maken. We denken niet lang na en boeken allebei de activiteiten. Hoe spannend is dat!
In de middag werden we opgehaald om naar het kleine vliegveldje vlak bij onze lodge te gaan. Onderweg zien we vlak langs de weg nog even snel een grote kudde olifanten. Op het vliegveld krijgen we instructies en mogen we al snel naar de helikopter. Olav mag voorin, Hilleke zit achterin naast het raam (in totaal zijn er vier toeristen aan boord). We krijgen grote koptelefoons op en de piloot heet ons allemaal van harte welkom. Voor we het weten stijgen we op en vliegen we ineens boven de rivier en het National Park. Ook vanuit de lucht zien we olifanten lopen en in de verte doemt de rook van de waterval op. Hoe dichterbij we komen, hoe toffer het wordt. De piloot cirkelt een aantal rondjes boven de waterval (108 meter hoog en 1,7 kilometer breed) en het gebied eromheen. Het is eigenlijk niet te beschrijven hoe gaaf het is om in een helikopter te vliegen. De wind komt door een klein raampje binnen, de stem van de piloot door de koptelefoon (net als in de film). De foto’s die we kunnen maken, zijn dan ook meer dan fantastisch!
Na onze vlucht besluiten we de watervallen vanaf de grond te bekijken. We laten ons afzetten bij het hek en maken een wandeling langs verschillende paden. Uiteindelijk staan we aan de overkant van de kloof recht er tegenover! Het water komt met zoveel geweld naar beneden, dat we helemaal nat worden. De waterdamp voelt meer aan als slagregen! Het is adembenemend om bij zo’n grote waterval rond te lopen, het uitzicht verveelt nooit!
Na een heerlijk relaxte avond, lekker eten in het restaurant, wijntje erbij en een ontspannende massage, staan we de dag erna op met nog een toffe excursie in het vooruitzicht. Een boottocht naar Livingstone Island. Dit is het eiland waar Livingstone in 1855 aankwam met zijn kano. Hij voer over de Zambezi en stuitte op de waterval, die hij de naam Victoria gaf (naar de koningin van Engeland toendertijd). De lokale bevolking noemt hem: ‘The smoke that thunders’. Bij een belachelijk luxe resort worden we met een speedboot opgehaald en naar het eiland gebracht. Het voelt als gekkenwerk. Met een boot naar de rand van een 108 meter hoge waterval varen. Het eiland ligt namelijk echt op de rand. Als we aan land komen krijgen we een drankje en een lange regenjas. ‘Als de wind onze kant op waait, word je helemaal nat’ zegt de gids. We beschermen de camera met de regenhoes die we al in Nederland hebben gekocht en gaan op pad. We lopen op blote voeten door de modder en het hoge gras. Hand in hand lopen we in een rijtje samen met de gids naar de rand van de waterval. Er is geen pad of hek te bekennen, wel worden we gewaarschuwd: het is glad. Heel voorzichtig lopen we verder. Via een smal plankje lopen we naar een punt nog verder aan de rand. De gids zet ons op een ‘veilig’ plekje neer en neemt onze camera over, hij maakt flink wat foto’s van ons op deze bijzondere plek. Hij wijst aan waar Devil’s Pool is en maakt duidelijk waarom we er niet in kunnen, het water is echt te hoog. Aan de andere zijde is Angel’s Pool, een plek iets verder van de rand waar het water iets minder hoog is. Daar kunnen we wel ‘veilig’ zwemmen. We lopen er, weer hand in hand, heen. Nadat we wat foto’s hebben gemaakt op een droger gedeelte bij de rand, ons hebben omgekleed en de camera’s hebben afgegeven, gaan we het water in. Het is verbazingwekkend lekker van temperatuur. De poel is redelijk diep en je hebt totaal niet het gevoel mee te worden gezogen. Er is genoeg houvast van de rotsen en de touwen die aan wat struiken en rotsen zijn vastgemaakt. De gidsen maken weer flink wat foto’s en dan moeten we er alweer uit. Deze poel is big business, er staan alweer mensen in de rij. Na het zwemmen, krijgen we een flinke lunch in een tent met uitzicht op de waterval.
Nu we hier in de lodge bij het zwembad, naast de rivier dit blog typen, realiseren we hoe bijzonder het allemaal is. Er zwemmen twee nijlpaarden in de rivier, aan de overkant van het water gaan de bavianen tekeer, vanmorgen tijdens het ontbijt zagen we nog een krokodil in de zon liggen en de helikopter waarin ook wij hebben gevlogen, vliegt regelmatig over. Bucketlist: check, check, check.
We hebben het goed voor elkaar!
Verbonden met de wereld
Zoals we gisteren schreven, dachten we voor zeker een aantal dagen geen internet te hebben. Niets is minder waar, ook de verste uithoek van dit land is verbonden met het web.
Vandaag zijn we van het zuidelijke deel van Namibië, door ‘the cattle fence’, naar het noordelijke deel gereden. Dit hek (dat door het hele land loopt), waar van noord naar zuid alleen gezond en gekeurd vee doorheen mag, is een maatregel opgelegd door de EU. Zo wordt het vlees dat wij importeren ‘beveiligd’ tegen ziektes als MKZ. Dit hek heeft echter veel invloed op het land. Al het gebied te zuiden ervan kan worden aangeduid als blank Afrika, alles noordelijk is zwart Afrika. Dit merk je letterlijk door naar de bevolking en de manier van leven te kijken. Na het passeren van het hek in Zuidelijke richting, worden we gecontroleerd en geregistreerd, rijbewijs wordt gevraagd en de auto moet open om te zoeken naar vlees. Wanneer we naar het noorden rijden, krijgen we een vriendelijke glimlach en mogen we na een hartelijke ‘drive safe’ zo door rijden. Aan de noordzijde verandert er veel. Er staan ineens hutjes langs de weg, mannen drijven hun vee van dorp naar dorp, kinderen lopen over straat met hun zelfgemaakte speelgoedauto’s en moeders lopen met hun baby’s op de rug met hout te sjouwen. Het leven speelt zich, in tegenstelling tot het zuidelijke deel, af op straat. En met straat bedoelen we de snelweg (weliswaar maar twee banen breed, maar er wordt toch zeker 120 gereden). In het gebied ten zuiden van dit grote hek is de bevolking aanzienlijk rijker. Er is bijna geen afval te zien langs de weg en de supermarkten zijn beter bevoorraad. Naast de positieve kant voor de kwaliteit van het vlees dat wij in Nederland eten, is er ook een groot nadeel. De wild populatie wordt door dit hek flink beperkt in de migratie, waardoor verschillende beesten in meer of juist mindere mate voorkomen in bepaalde gebieden. En dan is er natuurlijk ook het economische aspect waar we net al over schreven.
Toen we de auto ophaalden, nu al ruim twee weken geleden, waren we diep onder de indruk van alle instructies de we kregen. Zo kregen we een krik, voor het verwisselen van de banden, maar ook een mega krik. Met dit apparaat kunnen we de auto aan de bull-bar optillen om vervolgens dikke rubber matten onder de banden te leggen. Zo kunnen we, mochten we onszelf vastrijden, weer verder rijden. In de laadruimte, die gelukkig goed stofvrij is, zitten twee lades waar de kampeerspullen de boodschappen worden opgeborgen. Deze lades zijn heel handig, want we hebben jakhalzen op de camping gehad, die zelfs slippers (gelukkig niet de onze) aanzien voor een maaltijd. Bovenop de rechter lade staat de koelkast. Deze kan doormiddel van een uitschuifbare plank uit de auto worden getrokken. Zo kunnen we er gemakkelijk bij. Deze koelkast loopt niet op de reguliere accu van de auto, maar op een tweede, die tijdens het rijden oplaad. Zo voorkomen we dat de accu leeg getrokken wordt en we niet meer kunnen starten. De auto heeft daarnaast een flinke tank voor water, hier kunnen we mee koken en wassen. Dit doen we echter maar weinig, we gebruiken liever water uit flessen. We hebben niet echt zin in buikloop… Ook de benzine tank is niet mis, we hebben er namelijk twee! Zo kunnen we straks Botswana doorkomen, waar de mogelijkheid om te tanken zeer beperkt is.
Ik had het net al over het stofvrij zijn van de auto. Dit is een zegen! We rijden namelijk veel op gravel wegen. Deze zijn zo stoffig dat we, als er een tegenligger aankomt, soms een tijdje niets kunnen zien. We hebben al andere toeristen ontmoet die hun bagage elke dag in plastic moeten sealen. Soms verandert de weg in steen of zand; nogal onvoorspelbaar dus. Hierdoor moeten we regelmatig flink op de rem om niet in een kuil te rijden. Gelukkig hebben we twee reservewielen mee gekregen en kunnen we dus altijd een garage bereiken, mocht het mis gaan.
De camping waar we nu staan ligt aan de Kavango rivier. Deze rivier vormt de grens met Angola. We hebben aan het eind van de middag een boottocht gemaakt om de zonsondergang te bekijken. Halverwege legde de schipper aan de Angoleese kant aan en komen we een kwartiertje illegaal aan wal. J Hans, de schipper had het volgende bordje bij zich: ‘Illegal in Angola, take a cola’
Nu zitten we heerlijk bij een kampvuurtje in de bar van de lodge dit blog te typen, wie had gedacht dat we zelfs in deze uithoeken zo intensief contact konden houden.
Wie weet tot snel!
Weids Etosha
Op bezoek bij een oervolk
Gisteren zijn we aangekomen in Opuwo (in Herero betekent dit: ‘Het einde’), een stadje in het noordwesten van Namibië. De rit naar de camping was in kilometers niet zo lang, slechts 230 km, in tijd echter was het een flinke rit. Dit komt door de “Joubert Pass” halverwege. Deze bergpas, alleen te doen met een 4x4, werd ons door de lokale reisagent afgeraden. Het zou te moeilijk zijn. De alternatieve route was alleen zo ver om en stiekem wilden we deze stoere rit super graag maken, dat we besloten hebben het ‘gewoon’ te doen. Op internet was wat informatie te vinden en durfden we het aan. De four-wheel drive hebben we zeker nodig gehad, wat was het steil en hobbelig! Het rijden in onze auto is sowieso een avontuur op zich. Het is zo gaaf om met de kaart op je schoot door dit grootse landschap te reizen. Er is langs de weg van alles te zien aan wilde dieren, mooie uitzichten en dorpjes. In Opuwo wonen ca. 8000 mensen. In tegenstelling tot Swakopmund is de bevolking hier niet blank en rijk. We zien veel krotten, hutten en overal ligt afval. Het is duidelijk dat we in een minder welvarend deel van het land aan zijn gekomen. We logeren in het Opuwo Country Hotel (helaas niet in een lodge, maar op de camping). Het is groot, luxe en heeft internet (!). Na het rijden door het stadje voelen we ons wat schuldig met al deze luxe om ons heen. In de omgeving van Opuwo wonen de Himba’s. Een volk dat door de eeuwen heen nauwelijks is beïnvloed door het moderne westen (op de handel met toeristen na). Op de plekken waar we hiervoor zijn geweest, werden al excursies aangeboden waar je ‘authentieke’ dorpen kon bezoeken echter, die plekken waren niet in het district waar de Himba’s voorkomen. Nu we hier zijn besluiten we een excursie te boeken om een dorp te bekijken. Met gids en chauffeur gaan we op pad, een kilometer of 20 van Opuwo vandaan, gaan de auto van de weg af dwars door de zandvlakte. Aan de rand van een heuvel zien we een kleine nederzetting, omheind door een hek van takken en ijzerdraad. De auto rijdt er aan voorbij en al snel zien we nog wat andere dorpjes. Een dorpje bestaat uit ongeveer 8 hutjes, een kleine weide voor het vee en een vuurplaats en is een thuis voor één familie. De auto stopt bij een klein dorpje en we lopen het erf op. Voordat we naar binnen gaan, leren we hoe je hallo zegt (dat is zo ingewikkeld, dat het nu al vergeten zijn…) We worden voorgesteld aan de chef van het kamp; een dame van 22 schudt ons de hand. Ze is druk bezig om kooltjes tot zwart poeder te vermalen met een steen. De kinderen om haar heen eten maïspap. Verderop zien we drie dames die in de zon hangen en rode stenen tot poeder aan malen zijn. De mannen zijn met het vee op pad. We krijgen uitleg over de indeling van het kamp en de gebruiken. Zo leren we dat Himba’s niet douchen of baden maar om zichzelf te reinigen en te beschermen voor de zon en muggen smeren de dames zich in met rood poeder vermengd met botervet. De mannen doen het zelfde, maar dan met zwart poeder. Dit insmeren dient ook om zich te onderscheiden van andere stammen uit de omgeving. De vrouwen hebben hun haar gevlochten in een aantal dikke strengen achterop hun hoofd. Deze zijn allemaal ingesmeerd in een dikke laag modder, het einde is flink getoupeerd. Een aantal draagt een soort kroontje op het hoofd gemaakt van dierenvel. De kinderen zijn erg nieuwsgierig en vragen om foto’s en willen deze vervolgens terugzien op de camera. Bij het zien van de foto’s giechelen ze flink en wijzen ze op het scherm. De volwassenen willen eigenlijk niet zoveel met ons te maken hebben. Wanneer de gids er een aantal opstelt om samen met ons een foto te maken, kan er niet echt een lach af. De dames voelen zich er duidelijk niet prettig bij, net als wij trouwens. Het voelt nogal geforceerd. Voor de foto’s die we zelf maken, poseren de dames niet, maar ze lijken er ook niet echt een bezwaar tegen te hebben. Als wij samen met de gids en de chef uitleg krijgen in de hut, verzamelt zich op het veld een groep vrouwen en kinderen die spullen uitstallen. Ze gaan er natuurlijk vanuit dat we een souvenir kopen. We lopen een rondje en kopen (na 23 euro van de vraagprijs af te onderhandelen) een neushoorn van hout, wel zo toepasselijk na onze succesvolle tracking van laatst! Het bezoek aan het dorp was wat ongemakkelijk, maar toch ook een mooie ervaring om zo’n oud volk van dichtbij te mogen zien.